Joy Division Undercover. Even stilstaan bij de afgrond.

Joy Division Undercover, Bergen op Zoom, Beeld: Jos de Keijzer

Twee weken geleden was ik bij een concert van Joy Division.

Nee, niet het Joy Division dat tot nadere orde uit werd gesteld toen hun zanger Ian Curtis in 1980 zelfmoord pleegde. Maar wél die muziek en dan gespeeld door de gelegenheidsformatie Joy Division Undercover.

Mijn eerste reactie was van: bah, hoe durf je zo’n goddelijk depressieve band na te spelen. Ga lekker Status Quo doen. Of voor mijn part de Bietels. Maar blijf met je fikken van Joy Division af.

In de jaren 80 luisterden mijn vrienden en ik naar deze band en het was alsof we aan de afgrond van het bestaan stonden. De overweldigende ernst en hartverscheurende rauwheid van de muziek van Joy Division overweldigde ons en inspireerde ons tot een eigen poging om aan een nihilistische postmoderne esthetiek vorm te geven.

En een hele generatie met ons.

Zoiets mag eenvoudigweg niet nagespeeld worden. Dat is heiligschennis.

‘Nee, maar deze band ontstond voor de film van Anton Corbijn’, zei een vriend. Nou, dan is het goed, bedacht ik, want alles wat Corbijn doet is goed. Het enige wat aan hem ontbreekt, is een voortijdig einde zoals dat van Curtis.

De vroegtijdige dood van het genie

Dat klinkt gemeen, maar ik wil alleen maar een punt maken. Kijk, als je teruggaat in de muziekgeschiedenis kom je het akelig vaak tegen. Belangrijke vernieuwingen in de muziek (en kunst) worden teweeggebracht door mensen die te vroeg sterven. Het gebeurt zo vaak dat je een correlatie zou kunnen vermoeden. Of die is er niet en dan is het leven nog veel banaler dan ik al dacht.

Het is niet alleen Curtis. Wat dacht je van Jim Morrison, Jimi Hendrix, Janis Joplin, John Lennon, John Coltrane of Bud Powell? En Schumann, Schubert, Mendelssohn en Mozart dan? Stuk voor stuk kopstukken in de Westerse muziek. Vernieuwers. Genieën. En allemaal te vroeg dood vaak met een productie die niet bij te houden is. Dan denk je: had je nog wel tijd voor iets anders, joh, seks bijvoorbeeld?

Dat had Curtis wel, maar daar gaat het hier niet om.

Ja zeg, werpt iemand tegen, in de 18de en 19de eeuw werd iedereen gemiddeld maar – ik zeg maar wat – 40 jaar. Lullig voor Mozart (35) en Schubert (32), maar Beethoven (56) en Bach (66) deden het best goed. Bovendien, zegt iemand anders, sommige van die artiesten moeten zo nodig drug proberen en daar ga je gemiddeld vaker van dood dan van een glas melk. Dus, ja. En weer iemand anders zegt dat zelfmoord in brede lagen van de bevolking voorkomt dus dat Curtis niet echt een uitzondering is. Bovendien zijn er vernieuwers die wél oud werden (en worden).

Natuurlijk is een vroege dood geen voorwaarde voor genialiteit of vernieuwing. Maar toch gebeurt het relatief vaak dat het genie te vroeg sterft. Ik blijf erbij. En ik denk dat er toch een correlatie is tussen dood, genialiteit en impact. En om dat te begrijpen, moeten we eerst kijken naar het leven van die mensen in plaats van hun dood. Het is juist een bepaalde manier van bestaan die het genie kwetsbaar maakt. En die kwetsbaarheid kan makkelijk bij de dood uitkomen.

Het is een bestaan dat de wereld als te pijnlijk ervaart en er vaak niet goed in past. Een existentie die achter de façade van het dagelijkse de diepten van de menselijke ziel peilt. Het is het soort bestaan dat de dood in ogen staart ofwel omdat het leven onaanvaardbaar is, ofwel omdat het leven voortijdig ontnomen dreigt te worden.

Dans met de dood

En in dat staren wordt de waarheid ontdekt en op toon gezet.

Vanzelfsprekend gaat het niet alleen om musici. Het geldt ook voor Kunstenaars, filosofen, schrijvers, noem maar op. Sommige genieën en veranderaars ontspringen de dans met de dood. Ze hebben in de afgrond gekeken en de afgrond staarde terug. En toch konden ze de moed vinden om door te gaan.

Ze zijn er niet minder om alsof je zonder een geslaagde zelfmoordpoging of een vroegtijdig tragisch einde niet volwaardig meetelt. Het is niet nodig de dood te romantiseren of nihilisme als een nieuwe surrogaat zingeving te omarmen.

Dat deed ik in de jaren 80. Maar er kwam niet veel uit, zeg maar.

Nu leef ik gewoon nu. En neem ik de griepprik. Om niet vroeg dood te gaan. Aan mij is een vroegtijdige dood niet besteed. Ik breng niet die verandering teweeg waar ik het over heb of anders had ik het al gedaan. Ik ben geen genie.

Maar ik dwaal af.

Is er een connectie tussen genialiteit en een vroege dood? Ja. Maar niet causaal. Genialiteit komt voor bij mensen van wie het bestaan ongewoon is. Ze vinden het moeilijk om zich in de maatschappij thuis te voelen of denken zo erg over het leven na dat het te veel pijn doet.

Bij anderen komt de dood als een dreiging opzetten door ziekte en ontstaat in de aanloop naar het naderend einde een culminatie van creatieve output, kwantitatief en/of kwalitatief.

De rol van de luisteraar

En dan is er nog een derde factor. Je zou dat het interpretatie-effect kunnen noemen van de dood van de kunstenaar. De Wirkungsgeschichte (werkingsgeschiedenis) van het kale feit van een vroegtijdig einde. Hoe het wonderen doet in de manier waarop mensen omgaan met en luisteren naar de nalatenschap van de overleden kunstenaar.

Misschien was Joy Division wel nooit zo groot geworden als Ian Curtis zich niet van het leven beroofd had. Misschien was het maar een middelmatige band gebleven waarvan de drummer niet altijd de maat hield en de zanger niet zuiver zong.

Maar dan die dood. Ineens gaat het treintje rollen. Postume roem die wij als de luisteraars toekennen aan degenen die we bij leven vreemd en onaangepast vinden. Die, nu ze dood zijn, ineens vergoddelijkt worden, juist dankzij de waanzin, pijn en mateloze wanorde die hun ondergang geworden is. Alsof die klanken die voorafgingen aan hun dood een geheimzinnige voorbode waren en een nieuwe mystiek mogelijk maakten in een moderne onttoverde wereld die naar zingeving snakt.

Dat maakt ons participanten in de genialiteit. Het betekent dat wij, gewone stervelingen, een bijdrage leveren aan de omwenteling die door het genie in gang wordt gezet.

Maar het betekent ook nog steeds dat de dood aan het genie een speciale kracht verleent. Het genie produceert in respons op de waanzin van het leven. En de dood is de bekroning van de wanhoop als symbool van het leven.

Dat, beste lezer, was voor mij het concert van Joy Division Undercover. Samen stonden we stil, muzikant en luisteraar, bij een gebeurtenis die we alleen nog maar na kunnen spelen. En dat gaf al voldoende vibes om verder te gaan.

Het was de viering van een project dat doorgaat en waarin overleden kunstenaar en levende toeschouwer door de dood verbonden zijn.

---

Jos de Keijzer, josdekeijzer(.)substack(.)com / zekyr(.)com

Vorige
Vorige

De boze bewegende bevolking van de BBB

Volgende
Volgende

30 cent per woord… en dan mag je blij zijn